~~ met dank aan Daniël Pletinckx & Visual Dimension bvba, Erfgoedafdeling Cultural Heritage / dit artikel is een vertaling van ‘An imperial stronghold ressurected’, geschreven door Daniël Pletinckx, website Visualisation of Ename around the year 1000 / vertaald door Ilse Bostyn / credits: zie onderaan dit artikel
Ename begon als een vreedzame handelsnederzetting rond 965, als een investering van graaf Godfried van Verdun en zijn vrouw Mathilde Billungen om inkomsten te genereren uit lokale en internationale handel. Aangezien Mathilde de weduwe was van Boudewijn III, graaf van Vlaanderen, is het mogelijk dat de handelsnederzetting zich richtte op de handel tussen Vlaanderen en het pas opgerichte Ottoonse Rijk (962), inclusief Antwerpen als een andere belangrijke Ottoonse handelsnederzetting met internationale handel. Aan de andere kant is het goed mogelijk dat internationale handel ook rechtstreeks via Friese kooplieden naar Ename kwam. Er is bijvoorbeeld Pingsdorf aardewerk opgegraven in Ename, afkomstig uit de regio Keulen en vermoedelijk door Friese handelaren naar hier gebracht.

Bij haar ontstaan had de handelsnederzetting markt- en tolrechten gekregen van Otto I. Het is belangrijk om op te merken dat de Vlaamse graven in de 10e eeuw niet de autoriteit hadden om marktrechten te geven, terwijl de Franse koning in die periode vrij zwak was en waarschijnlijk niet in staat was om deze tol te organiseren (dit vereist meer onderzoek).

Door interne spanningen binnen de Lotharingse adel werd Ename een markgraafschap (een graafschap dat direct onder de keizer ressorteert), waarschijnlijk in 974, misschien al eerder. De relaties tussen de graven van Vlaanderen en de familie Verdun bleven erg goed en vriendschappelijk, ze waren tenslotte familie van elkaar.
Deze situatie veranderde echter drastisch toen graaf Boudewijn IV eind 993 14 jaar oud werd en zelfstandig mocht regeren. Spanningen binnen de Vlaamse adel dwongen Boudewijn om de militaire structuur van Vlaanderen te reorganiseren. Dit resulteerde onder andere in de oprichting van militaire bolwerken aan de Vlaamse kant van de Schelde, waarschijnlijk al in 994. De oprichting van burchten langs de Schelde, in Gent (Gravensteen) en Doornik, wordt gedocumenteerd door historische bronnen, terwijl de oprichting van een cirkelvormig fort in Oudenaarde door de graaf van Vlaanderen kan worden afgeleid uit historische en archeologische bronnen. Deze versterkingen werden geleid door lokale edellieden die trouw waren aan de graaf van Vlaanderen en de titel van castellanus droegen. In Oudenaarde was dit de heer van Petegem (behorend tot de entourage van de graaf), die het gebied bezat waar in het midden van de 11de eeuw de stad Oudenaarde zou verschijnen. We zullen in een toekomstig blogartikel dieper ingaan op die evolutie.

Deze sterkere militaire positie veroorzaakte hoogstwaarschijnlijk en snel een nog sterkere reactie van Ottoonse zijde: Otto III (die in de zomer van 994 ook meerderjarig werd) gaf opdracht tot een grote opwaardering van Ename. Een van de belangrijkste elementen van deze uitbreiding was de bouw van een massieve stenen donjon, misschien al in 995. Dit wordt ondersteund door de C14 datering van de lagen die verband houden met de bouw van de donjon (het hout van de fundering is gedateerd op 995 ± 9 n.C.). Deze donjonfundering werd ontdekt tijdens de renovatie van de spoorwegbrug over de Schelde in 1982.

Dirk Callebaut van het Belgisch Nationaal Archeologisch Instituut (NDO) organiseerde een noodopgraving van deze massieve funderingen (twee lagen volgroeide eikenstammen) en muren (3,0 m aan de noord- en westkant, 4,4 m aan de oost- en zuidkant). De bovenkant van deze houten funderingen lag 3 m onder het maaiveld, met andere woorden, onder de grondwaterspiegel. Slechts kleine delen van de stenen muren zijn bewaard gebleven omdat ze werden verwijderd, waarschijnlijk om de abdij te bouwen in de periode 1063-1070. Deze rechthoekige donjon meet 35,6 x 17,8 m aan de buitenkant (merk op dat dit een exacte 2:1 verhouding is) en staat in de Franse literatuur bekend als ‘donjon barlong’. Deze rechthoekige 2:1 vorm komt ook voor in Romaanse kerken en is ook aanwezig in de Sint-Salvatorkerk en Sint-Laurentiuskerk van Ename uit die periode. Alle maten die we zien in de structuren in Ename rond 1000 lijken ook te zijn gedefinieerd in Romeinse voet, dus de afmetingen van deze donjon zijn precies 120 bij 60 Romeinse voet. Dit is een praktisch voortvloeisel van het Renovatio Imperii Romanorum beleid van keizer Otto III.



Ook een extra stenen muur, 1,4 m (of 5 Romeinse voet) breed aan de voorkant, verbonden met de donjon, werd teruggevonden. Deze noodopgraving liep echter bijna fataal af: de opgestapelde aarde stortte in, waarbij archeoloog Dirk Callebaut bijna om het leven kwam. De archeologische opgravingen werden dus stopgezet om de aanleg van de spoorlijn te hervatten, wat ten koste ging van een volledige registratie van dit uitzonderlijke archeologische monument.
In West-Europa zijn alleen de donjons van Langeais (994) en Montbazon (996) in Frankrijk zo oud als die van Ename (995). Andere Franse donjons zoals Loches (begin 11e eeuw) en Sainte-Suzanne (begin 11e eeuw) zijn erg gelijkend, met muren van 1,5 tot 3 m breed en dezelfde rechthoekige barlong structuur.


De donjon van Ename was echter aanzienlijk groter dan deze donjons uit dezelfde periode:
– Langeais: 10 x 17,5 m
– MontBazon: 15 x 20 m
– Loches: 25 x 14 m
– Sainte-Suzanne: 19,5 x 15,5 m
Alleen de donjon van het Gravensteen in Gent, gebouwd in 1180 (bijna 200 jaar later), heeft afmetingen (33 x 18,8 m) vergelijkbaar met de donjon van Ename.

Latere opgravingen in de jaren 1980 brachten de volledige omvang van de versterking aan het licht. Deze had een 18 m brede gracht die de rivierbocht doorsneed om een eiland te creëren dat efficiënt verdedigd kon worden. De meeste muren waren aarden wallen, waarvan sporen zijn opgegraven. De opgravingen toonden ook aan dat er al een versterking was vóór de bouw van de stenen donjon. Met andere woorden: de combinatie versterking en handelsnederzetting met haven was er al vanaf de stichting rond 965. Deze versterking bestond waarschijnlijk uit een ringwalburcht met houten structuren. De reorganisatie rond 995 bestond niet alleen uit een stenen donjon, stenen paleisgebouw en stenen voormuur, maar ook uit een strikt geordende handelsnederzetting met twee parallelle straten en percelen van 100 Romeinse voet breed (zie toekomstig blogartikel).


Er zijn vergelijkbare handelsnederzettingen die op een wetenschappelijke manier virtueel zijn gereconstrueerd op basis van opgravingen en historische documenten. Eén daarvan is Vlaardingen, waar de archeologische resultaten van de laatste decennia zijn samengevat in een uitmuntende virtuele reconstructie (zie hieronder). Het toont de handelsnederzetting en de ringwalburcht van graaf Dirk III, omgeven door water. De gracht tussen het ringfort en de handelsnederzetting is een menselijke constructie, de rest is natuurlijk. De activiteiten in 2018 rond de Slag bij Vlaardingen in 1018 hebben niet alleen geleid tot veel wetenschappelijk werk en een zeer interessant boek, maar ook tot re-enactment en verdere toeristische promotie.

In oktober 2022 zijn we begonnen met de herziening van de virtuele reconstructies die we in 2014 hadden gemaakt. Deze revisie heeft niet alleen veel meer verborgen stukjes informatie blootgelegd en veel vragen opgelost die nog open stonden, maar geeft ook veel meer details voor de versterking, de handelsnederzetting en de landelijke nederzetting met de nog steeds bestaande Sint-Laurentiuskerk. We zullen deze belichten in toekomstige blogartikelen.

De verdediging van de versterking bestond uit drie lagen. De eerste laag is het water (de Schelde, minstens 10 m breed en de voorste gracht, 18 m breed). De tweede laag bestaat uit doornstruiken rondom het bolwerk. De derde laag bestaat uit de muren, 8 m hoog met kantelen in steen (voorkant) of hout (rest). We bespreken de militaire aspecten van de vesting in een ander blogartikel (link leggen).


De positie van de donjon en de voormuur t.o.v. de gracht (allemaal archeologische gegevens) stellen echter wel een moeilijke vraag: waarom hielden deze muren enige afstand tot het water? Misschien ligt het antwoord in de enorme omvang van de donjon en zijn muren. Het bouwen van zo’n groot en zwaar bouwwerk in moerassig terrein, naast een bestaande burchtgracht, was waarschijnlijk nog nooit eerder gedaan, dus we kunnen vermoeden dat de bouwers enige afstand van het water wilden houden om de stabiliteit van de donjon niet in gevaar te brengen en om hem überhaupt te kunnen bouwen. Deze funderingen bevonden zich immers onder de normale grondwaterspiegel.
Dit creëert ook een groot militair probleem: hoe verdedig je dit bolwerk terwijl je een vlak terrein hebt voor de enige toegang (lees: zwak punt in de verdediging)? De vijand mag geen voet aan de grond kunnen krijgen op dit terrein, omdat dit een grote bedreiging zou vormen voor de versterking. We bespreken dit in detail in een ander blogartikel.

Aan de binnenkant hebben we tegen de stenen voormuur een aarden steun toegevoegd, om deze beter bestand te maken tegen doorbraken (maar daar is geen archeologisch bewijs voor). We weten niet zeker of dit noodzakelijk was gezien de beperkte militaire middelen in die tijd (zie een volgende blogpost), maar we zien wel dat de minimale dikte van een verdedigingsmuur in die periode 1,5 m is. Om praktische redenen hebben we de ingang gesitueerd waar de stenen muur aansluit op de donjon (we gaan in een toekomstige blogpost dieper in op de structuur en organisatie van de donjon).

Bij de opgraving van deze versteking werd een stenen paleisgebouw gevonden. Dit paleisgebouw bestond uit een rechthoekig volume van 11 bij 40 m met een vierkante uitbreiding van 9 bij 9 m in het westen en een halfronde apsis in het oosten.

Momenteel wordt deze vierkante uitbouw (zie afbeelding van de opgraving hierboven) geïnterpreteerd als het huis van de abt, toegevoegd in de periode 1063-1065, toen monniken uit Arras in dit paleisgebouw een nieuwe Onze-Lieve-Vrouw-abdij begonnen (zie afbeelding hieronder). In 1070 verlieten de monniken deze tijdelijke behuizing voor een nieuw gebouw rond de kerk van de voormalige handelsnederzetting en werd het paleisgebouw omgevormd tot een kapel voor Onze-Lieve-Vrouw. De halfronde uitbreiding in baksteen wordt geïnterpreteerd als een 13e-eeuwse uitbreiding van het koor van deze kapel.


Het paleisgebouw bevat waarschijnlijk vier functies: voedselopslag en keuken op de begane grond, grote zaal en Onze-Lieve-Vrouwekapel op de eerste verdieping. De woonvertrekken voor de edelen, de kanunniken die de kapel bedienden en de soldaten bevonden zich waarschijnlijk in de donjon, terwijl de bedienden in houten gebouwen in de omheining van de versterking woonden. Sommige van deze houten gebouwen zijn opgegraven. We zullen in toekomstige blogartikelen dieper ingaan op het paleisgebouw en de donjon.

Aangezien de versterking vrijwel zeker een permanente militaire macht had, waarschijnlijk bestaande uit 40 tot 50 soldaten, zou het ook een paardenstal moeten bevatten en een weide voor de paarden tijdens belegeringen (de afsluiting ervan werd teruggevonden tijdens de opgravingen).

Dit artikel is een vertaling van ‘An imperial stronghold ressurected’, geschreven door Daniël Pletinckx, website Visualisation of Ename around the year 1000, (28-07-2023)
Vertaald met toestemming van Visual Dimension, www.visualdimension.be en Daniël Pletinckx
Vertaling Ilse Bostyn
Ontdek meer van Ename, mijn dorp.
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.