De Sint Laurentiuskerk.

Sint Laurentiuskerk

~~ artikel geschreven door Ilse de Boer-Bostyn / foto’s Willem de Boer / foto’s Visual Dimensions (www.visualdimension.be) / foto’s ‘Uit het rijke verleden van Ename, 974-1974’, M. Steel, Ludo Milis, Marie Fredericq-Lilar, Drukkerij Sanderus, 1974 / foto’s pam Ename (www.pam-ov.be)

Over de Sint Laurentiuskerk van Ename valt heel wat te vertellen. Zij kent een rijke geschiedenis en is veel meer dan een ‘gewone’ dorpskerk. Daarom is het van belang om het historisch kader waarin de kerk is ontstaan eerst even kort door te nemen.

Ehinham.

In de vroege middeleeuwen maakte Ename deel uit van de ‘villa Ehinham’, een groot domein waarvan de zetel in Nederename lag, nabij de Sint Vedastuskerk. Deze kerk is de oudste kerk van het domein en daarmee ook ‘de moederkerk’. De ‘scheiding’ tussen de dorpen kwam later. In de 11de eeuw kwam het belangrijkste centrum meer zuidwestwaarts te liggen en men ging spreken over ‘Ename superioris’ (of Iham superior) en ‘Ename inferioris’ (of Eiham inferior). Meer over de betekenis van de naam ‘Ename’ en hoe het dorp zich geëvolueerd heeft door de eeuwen heen, leest u onder Geschiedenis.

Eeuwen later zien we deze benamingen nog in de parochieregisters van Ename (de parochies bleven samen horen). Hieronder een foto van een voorblad uit het parochieregister van 1791 (doopregister kerk Sint Laurentius en kerk Sint Vedastus).

voorblad doopregister 1791.png

Het verdrag van Verdun in 843 regelde de verdeling van het Heilig Roomse Rijk onder de drie nog in leven zijnde kleinzonen van Karel de Grote (zonen van Lodewijk de Vrome). Ename kwam in het Middenrijk van keizer Lotharius I te liggen: Midden-Francië. Maar na diens dood in 855 en de verdeling van het Middenrijk tussen de zonen van Lotharius I volgde een instabiele periode die het rijk verzwakte. Bij het Verdrag van Meerssen in 870 werd het grootste gedeelte van het Middenrijk, waaronder ook de Nederlanden, verdeeld tussen West-Francië en Oost-Francië. En waar de Schelde na 843 de grens tussen het Westrijk en het Middenrijk gevormd had, vormde ze nu de grens tussen deze twee nieuwe grootmachten.

Ename lag, samen met Antwerpen en Valenciennes, op een zeer strategische plaats langs deze grens. En rustig aan die grens was het bepaald niet. Naast het feit dat de Vikingen het land binnendrongen via rivieren als de Schelde, was het grensgebied voortdurend een conflictzone tussen Oost en West. Men probeerde heen en weer delen van elkaars rijk te annexeren. In deze dubbele optiek moeten we het onstaan van de versterkte burcht in Ename zien. Ename werd, samen met Antwerpen en Valenciennes, tot markgraafschap verheven. De mannen van het geslacht van Verdun werden aangesteld als markgraven en belast met de taak om het Duitse keizerrijk tegen het Franse koninkrijk te verdedigen in het grensgebied van de Schelde.

img20180228_21260944 - kopie

Circa 974 werd de vesting (castrum) opgetrokken op 900 m ten zuiden van de Sint Vedastuskerk. Naast een indrukwekkend donjon was er een ‘paleis’ met kapel, bediend door een kapittel van kanunniken: de Onze Lieve Vrouwekapel. Deze werd de tweede bidplaats op het grondgebied Ename/Nederename. Er vormde zich al snel een belangrijke handelsnederzetting met haven (portus) rond deze burcht. Ename begon aan zijn bloeiperiode tot belangrijke middeleeuwse stad (aan deze prille bloei kwam echter op gewelddadige wijze een einde – meer hierover vind u onder Geschiedenis). Het belang van de nederzetting blijkt zeker ook uit de oprichting van nóg twee kerken door markgraaf Herman van Verdun (Herman van Ename): de Sint Salvatorkerk, dewelke midden in het havenstadje (portus) lag, en de Sint Laurentiuskerk, dewelke iets meer oostwaarts gelegen was bij wat men noemt een ‘driesnederzetting’ (nederzetting op vroeg-middeleeuwse landbouwgrond).

En zo zijn we gekomen bij de Sint Laurentiuskerk! De kerk die uiteindelijk de parochiekerk van Ename werd en samen met de Sint Vedastuskerk als enige kerken overbleven. Over hoe het de andere kerken vergaan is, kunt u lezen onder Geschiedenis en De Sint Salvatorabdij.

De Sint Laurentiuskerk.

kerk ename

De kerk werd opgericht omstreeks het jaar 1000 door Herman van Verdun (van Ename) en zijn vrouw Mathilde von Dagsburg. Met de bouw van de kerk wilde de markgraaf zijn trouw aan de Duitse keizer op grootse wijze tonen. Daarom verwijzen de architecturale kenmerken duidelijk naar de grote rijkskerken van het Ottoonse keizerrijk. Deze kerkarchitectuur is sterk beïnvloed door de Karolingische stijl. Kenmerkend zijn oa een dubbel koor, een vlak overdekt middenschip, een effen en ongeleed muuroppervlak van het schip, een gereserveerde ruimte op de bovenverdieping met zicht op het hoogaltaar.

DSC05022 - kopie 2.jpg

Herman van Ename spaarde zich geen enkele moeite en trok kunstenaars van topniveau aan voor de beschildering van het interieur. De oude fresco’s met hun Byzantijns karakter zijn dan ook zeer uniek te noemen en zijn de oudst bekende fresco’s uit de Ottoonse tijd in de Benelux. De ‘ontdekking’ van de fresco’s dateert van vrij recente datum (eind 20ste eeuw).

Eén van de opvallendste fresco’s is de ‘Majestas Domini’ (‘Christus in Majesteit’, een bekend thema uit de christelijke iconografie). De blauwe kleur in deze fresco werd bekomen door het gebruik van lapis, een zeer kostbaar kleurpigment. Ook dit getuigt van de belangrijkheid van de vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting en de welvaart van haar markgraven.

kerk majestas domini fresco ename

Hieronder nog enkele details van fresco’s in het kerkgebouw.
(foto’s W.P. de Boer)

De kerk is één van de best bewaarde Romaanse kerken in België. Aan de huidige, vroeg 11de-eeuwse kerk ging een bescheidener Karolingisch en nadien vroeg Romaans bedehuis vooraf. Daarvan getuigen de stenen funderingen die tijdens opgravingen werden blootgelegd. Blijkens de beperkte opgravingen (ter hoogte van de oosttoren en zijn aansluiting op het schip van de kerk) rusten de middenbeuk en de oostkoortoren op fundamenten van een vermoedelijk niet gerealiseerde of slechts kort bestaande zaalkerk. Deze funderingen waren bepalend voor de afmetingen en verhoudingen van de nadien opgerichte driebeukige, basilicale Ottoonse kerk. Ook de afwijkende asrichting van de huidige kerk toont aan dat zij gebouwd is op de fundamenten van de (al dan niet afgewerkte) zaalkerk.

Onderstaand een vereenvoudigde plattegrond van de basilicale kerk met in het grijs de plattegrond van de pre-Romaanse kerk.

kerk plattegrond

De typisch Romaanse stijl zien we natuurlijk terug in de rondboogramen, de muurlisenen en het visgraatmotief (opus spicatum), maar daarnaast ook in de robuuste vormgeving, de afmetingen en de steensoort. De kerk is grotendeels opgetrokken in Doornikse breuksteen. De toren van de kerk is een markant onderdeel van dit Romaanse bouwwerk. Hij is voor het grootste gedeelte opgetrokken in Doornikse kalksteen (breuksteen) en wordt door geen enkele steunbeer gestut. De imposante romp bestaat uit vier lagen met rondbogige spaarvelden, waarbinnen rondboogramen en galmgaten zijn aangebracht. In de onderste geleding lopen de rondboognissen tot op de begane grond. Siermetselwerk in visgraatmotief getuigt van het vroeg-Romaanse karakter van het bedehuis. Hetzelfde spel van rondboogramen, lisenen en visgraatmotieven zien we terug in de benedenkerk, het koor, de traptoren en de doopkapel.

Hieronder een foto van de ingang van de doopkapel zoals zij was voor de aanpassingen in de jaren 90 van de 20ste eeuw en een foto van de indrukwekkende toren.

De bouwstijl van de Sint Laurentiuskerk kunnen we ook onderbrengen onder de Maaslandse stijl. Dit was een regionale stijl binnen de Romaanse (bouw)kunst kenmerkend voor het Maasland dat het kerngebied vormde van het Karolingische Rijk. Kunstvormen, waaronder de bouwkunst, werden sterk beïnvloed door de Karolingische kunst. De Maaslandse stijl gaat sterker dan andere regionale varianten terug op klassieke vormen. Ook hierin getuigt de kerk van haar oude roots in het Heilig Roomse Rijk.

Doordat de kerk op een bodemverheffing ligt, wordt de hoogte van de toren en de gehele kerk nog eens extra benadrukt. De toren draagt een achtkantige spits op een geprofileerde, zware waterlijst. Dat was aanvankelijk niet zo. Charles de Colins d’Heetvelde, de voorlaatste abt van de Sint-Salvatorsabdij (1745-1780), liet de toren van de dorpskerk opmerkelijk verhogen met een opbouw en bekronen met een torennaald. Waarschijnlijk behoorde het bovenste bakstenen torensegment dat bij de restauratie van 1907-1908 vervangen werd tot deze bouwfase. Bouwtechnisch gezien waren de 18de eeuwse aanpassingen aan de toren een slecht idee. De zwaarte van de opbouw en de inwendige veranderingen (zie ‘bouwgeschiedenis’) ontnamen de toren zijn stabiliteit. Dit alles veroorzaakte aanzienlijke schade. De toren begon scheuren te vertonen. De instabiliteit leidde op het eind van de 20ste eeuw tot dringend bouwtechnisch onderzoek. Hetwelk tot de verrassende ontdekking van oa de oude fresco’s leidde!

Dit brengt ons bij de verbouwingen, aanpassingen en restauraties die de kerk heeft moeten ondergaan in haar 1000-jarig bestaan. En dat zijn er heel wat.

Over de bouwgeschiedenis en interieursaanpassingen van de kerk.

In de loop der eeuwen heeft de kerk meerdere verbouwingen en uitbreidingen ondergaan. Zeker in de tijd van de Barok en het Classicisme werden belangrijke aanpassingen gedaan die het uiterlijk en de sfeer van de kerk sterk bepaalden. Tijdens een grote restauratie in het begin van de 20ste eeuw werden een aantal van deze 18de-eeuwse interieurwijzigingen ongedaan gemaakt. Met wat neo-Romaanse aanpassingen heeft men geprobeerd het Romaanse karakter van de kerk te herstellen. Opmerkelijke veranderingen tijdens deze restauratieperiode waren het ‘naar Romaanse stijl herstellen’ van de jongere bovenverdieping van de toren uit de 19de eeuw (zoals hierboven beschreven) en van de vensters die in barokstijl verbouwd waren tijdens de 18de eeuw.

De laatste grote verbouwing vond plaats in de jaren 90 van de 20ste eeuw en in het begin van de 21ste eeuw toen men ‘per toeval’ tijdens onderzoek naar de oorzaken van de instabiliteit van de toren de oorspronkelijke fresco’s terugvond. Meer specifiek: het beschilderde boogveld dat zich achter het orgel bevond. Een grondig bouwhistorisch en archeologisch onderzoek volgde, wat leidde tot een ingrijpende restauratie waarbij het Ottoonse karakter van het interieur van de kerk weer in ere hersteld werd (voor zover dat mogelijk was). In 2002 werd de kerk terug ingewijd als bedehuis.


Hieronder een opsomming van interessante feiten over de bouwgeschiedenis
en de interieursveranderingen van de kerk.

In de 11de eeuw.

De precieze bouwdatum van de kerk is moeilijk te bepalen. Maar het staat vast dat de huidige basilicale, Ottoonse kerk op de grondvesten van een ouder Karolingisch en vroeg-Romaans bedehuis (zaalkerk) is gebouwd in de vroege jaren van de 11de eeuw. De oudste vermelding van de kerk vinden we in de stichtingsoorkonde van de Sint Salvatorabdij uit 1063 (zie foto’s hieronder). Verdere vroege vermeldingen vinden we in oorkonden uit 1085 en 1150.


In de 12de eeuw.

  • het oostkoor wordt verhoogd tot koortoren met gelijktijdige aanbouw van traptoren (dit kan ook al in de late 11de eeuw plaatsgevonden hebben – er was een korte bouwonderbreking)
  • bouw van een hoekportaal aanpalend aan de koortoren
  • 1175: brand (waarvan nog sporen te zien zouden zijn aan de buitenkant)
  • vervanging van het dak van het schip (hoogstwaarschijnlijk na de brand)
  • hermetseling van de westelijke geveltop (eind 12de eeuw)


Tussen de 13de en de 16de eeuw.

  • de toegang wordt verplaatst van oost naar west
  • wijziging gebruik westkoor tot inkompartij
  • uitbouw oostkoor tot hoogkoor
  • bij de uitbouw van het oostkoor werd een gothische arcade gemaakt in de scheidingswand met het schip van de kerk en er werd een tongewelf van Doornikse steen in de toren aangebracht waarbij de arcade naar het schip werd gedicht
  • de toren krijgt een achtkantige spits
img20180228_20471774 - kopie

In de 16de eeuw.

  • tijdens de godsdiensttroebelen wordt de pastorij afgebrand
  • 1569: melding van geringe schade
  • 1578-1592: in deze periode blijkt de kerk niet of nauwelijks gebruikt te zijn vanwege de godsdiensttroebelen (in 1572 kwam Oudenaarde in protestantse handen en in 1578 vluchtten de monniken van de Sint Salvatorabdij weg – zij keerden terug naar de abdij in 1592)
  • 1593 en 1596: melding van slechte daken – hersteld in 1600
  • 1595: aanvraag tot herstelling van het koor
  • het bijzondere olmenhoutje beeldje van Sint Laurentius wordt gemaakt


In de 17de eeuw.

  • zuidelijke zijbeuk voorzien van een kruisriboverwelving
  • 1601: stormschade aan het strodak
  • 1606: gebouw gedeeltelijk met stro bedekt
  • 1623: het gehele dak wordt vernieuwd en met schaliën bedekt (als tegemoetkoming in de kosten voor de herstellingen aan het dak krijgt de kerk van de aartshertogen de toelating om belastingen te heffen op bier en wijn en ook op de grond gedurende een periode van 12 jaar (1625)
  • 1622: bouw van een nieuw portaal
  • 1626: bouw van een nieuwe sacristie
  • 1633: de kerk wordt gewit en op de zuilen binnenin worden de afbeeldingen van de apostelen geschilderd
  • 1631 en 1637: er wordt gewerkt aan de muren en het dak van het schip
  • 1635: werkzaamheden aan het dak van het Onze Lieve Vrouwekoor
  • uit de dekenale verslagen van 1649 blijkt dat de vensters van het gebouw hersteld zijn
  • 1655: herstelling van het dak van de kerk, behalve dat van de toren
  • 1655: het Onze Lieve Vrouwe altaar krijgt barokke versiering
  • 1666: Simon de Paepe, kunstschilder uit Oudenaarde, krijgt opdracht om het schilderij ‘De geboorte van Christus’ te schilderen, hetwelk boven het Onze Lieve Vrouwe altaar wordt gehangen
  • de prachtig besneden eikenhouten preekstoel wordt gemaakt en geplaatst
  • uit de dekenale verslagen van 1656 kan men opmaken dat in de doopkapel de doopvont op slot is (een regeling van 1607 verplicht de kerken om het doopwater te bewaren in een doopvont onder een deksel dat met een sleutel op slot kan)
  • 1669: opnieuw onderhoudswerkzaamheden aan de daken
  • tijdens de periode van 1620-1630 zijn er 2 zijaltaren; tijdens de 2de helft van de 16de eeuw zijn er 3 zijaltaren
  • rond het einde van de 16de eeuw is de kerk in goede staat


In de 18de eeuw.

  • volgens vermeldingen van 1731 en 1745 wordt de kerk goed onderhouden
  • van 1593 tot en met 1794 bezit de toren slechts één klok
  • 1762: de inkompartij wordt opnieuw gewijzigd: van west naar oost deze keer en het altaar verhuist naar de westkant
  • de gesloten torenvoet van de oostkoortoren wordt omgevormd tot portaal en voorzien van een classicistische portaalomlijsting (1778) tegen de oostelijke gevel
  • ca 1770: tussen de eerste en tweede torenverdieping wordt een tussenverdiep gemaakt en er wordt een doksaal aangebracht
  • 1767: plaatsing van het Van Peteghemorgel (1767) en orgelfront (17de en 2de helft 18de eeuw) tegen het gedichte rondboogveld ter hoogte van de tweede torenverdieping
  • tegen de noordoostkant naast de toren wordt een gepolychromeerd houten Christusbeeld aan kruis geplaatst, onder een houten luifel
  • 1772: de kerk moet aan de buitenkant hersteld worden, vooral de toren
  • de gesloten torenvoet van de oostkoortoren wordt omgevormd tot portaal en voorzien van een classicistische portaalomlijsting (barok) tegen de oostelijke gevel
  • de portaalomlijsting bestaat uit pilasters, een kroonlijst met driehoekig fronton tussen siervazen – vierkante zandstenen gevelsteentjes geven het jaartal 1778 aan in goudkleurige cijfers – in het houten boogveld van de poort is een uitgespaarde nis waarin een beeld van de heilige Laurentius wordt gezet (in de nis stond het oorspronkelijke olmenhouten beeld uit de 16de eeuw, toen nog beschilderd, later werd het kostbare beeld naar binnen gebracht en ontdaan van zijn verflagen – in de buitennis boven het portaal werd een witstenen beeld van J. De Decker geplaatst, hetwelk geïnspireerd was op het oude beeld)
  • het schip en het westkoor worden overdekt met een segmentboogvormige gestucte overwelving
  • de ramen van de lichtbeuk worden verkleind tot segmentboogvensters en de ramen van de zijbeuken worden vergroot tot segmentboogvensters
  • door het verlagen van de vensterdorpels verdween oa de rondboog boven de ‘paradijspoort’ of ‘lijkdeur’ in de noordelijke zijbeuk
  • de toren wordt verhoogd in opdracht van abt Charles de Colins d’Heetvelde en bekroond met een torennaald


In de 19de eeuw.

  • voor deze eeuw zijn nauwkeuriger gegevens te vinden (dankzij een inventaris van 1847)
  • 1833: bouw van een nieuwe sacristie tegen de gevel van het koor
  • het hoogaltaar is van wit-bruin marmer en de voorkanten van de zuilen van het praalgraaf zijn donkerblauw
  • het houten tabernakel is van 1839 en is van binnen bekleed met witte zijde
  • achter het hoogaltaar is een fresco geschilderd door de Praets uit Gent, die ook het gehele koor schilderden
  • het altaar van Sint Laurentius is uit steen vervaardigd, maar de opgaande versiering (die in 1844 werd vernieuwd) is van hout – dit altaar draagt het doek ‘De marteldood van Sint Laurentius’
  • 1854: het dak wordt vernieuwd (was aan de noordkant in slechte staat)
  • naast het houten Christusbeeld aan kruis (buitenkant) worden 2 gepolychromeerde stenen beelden van Johannes en Maria (door Mathias Zens) geplaatst
  • 1895: Frans Van Den Borre uit Ename, leerling van de Gentse Sint Lucasschool, mag het interieur van de kerk schilderen en herstellingswerkzaamheden uitvoeren: van de communiebank tot de ingang werden de bogen versierd met kleurige figuren, alle houtbekleding wordt gewassen en vernist, het koor wordt sierlijk geschilderd, de zes steunpilaren van het schip worden onderaan voorzien van een arduinbescherming
kerk sl (3)

Onderstaand foto’s uit het parochieregister Ename & Nederename. Een lijst van de ‘kerckeornamenten’ van de Sint Laurentiuskerk en de Sint Vedastuskerk.


In de 20ste eeuw.

  • 24 mei 1902: inwijding van het nieuwe orgel door deken Van Bruysssel, gemaakt door firma Joris Van Ronsse, anonieme gift
  • 9 september 1907: begin van de grote restauratie o.l.v. architect F. Van Wassenhove uit Eeklo, de aannemer is A. Colpaert uit Oudenaarde
  • eind 1907 is de toren reeds heropgebouwd
  • tijdens de grote restauratie (1907-1908) werden een aantal 18de-eeuwse interieurwijzigingen ongedaan gemaakt en er werden enige neo-Romaanse aanpassingen gedaan om het Romaanse karakter van de kerk herstellen
  • de oorspronkelijke bovenlichten van de lichtbeuk worden hersteld en in de zijbeuken worden grotere rondboogvensters dan de oorspronkelijke Romaanse aangebracht
  • de bovenste bakstenen torengeleding wordt vervangen door een verdieping van Doornikse steen met neo-Romaanse galmgaten tussen blindnissen
  • de sacristie tegen de westelijke sluitmuur verdwijnt, het bakstenen bovendeel van dezelfde koormuur wordt opnieuw gemetseld in Doornikse steen en het grote gedichte segmentboograam wordt vervangen door een groot, nieuw rondboogvenster
  • het bovenste metselwerk van de trapkoker en het aanleunend hoekportaal zouden opnieuw gemetst zijn
  • aan weerszijden van het koor worden ruimtes toegevoegd: een sacristie (zuidkant) en een bergplaats (noordkant)
  • de noordelijke zijbeuk en de middenbeuk krijgen zoals oorspronkelijk een vlakke houten zoldering
  • oktober 1910: pastoor Van Waesberthe plaatst een nieuwe ‘Calvarieberg’
  • heropenen van de hoog geplaatste Romaanse rondboogvensters in de zijmuren van het koor
  • augustus 1911: in het koor komen 5 nieuwe glasramen
  • plaatsing van twee neo-Romaanse altaren en een opvallend ciborium voor het hoofdaltaar
  • van mei 1926 tot oktober 1927 wordt de hele kerk geschilderd
  • 1926: restauratie van de schilderijen ‘De geseling van Christus’, ‘Sint Laurentius op de rooster’, ‘De Heilige Theresia van Avila’ (restauraties door F. Aalman uit Gent)
  • 1927: restauratie van de schilderijen ‘De geboorte van Christus’, ‘Sint Cecilia aan het orgel’, ‘De Heilige Dorothea’ (restauraties door F. Aalman uit Gent)
  • 1928: nieuwe eikenhouten communiebank vervaardigd door L. Bressens uit Gent
  • 1929: nieuwe doopvont (L. Bressens uit Gent)
  • december 1929: het altaar van Onze Lieve Vrouw wordt voorzien van marmer
  • tijdens WO2 wordt de kerk licht beschadigd aan de torenspits
  • maart 1952: reparatie van de haan – deze wordt op 11 mei 1952 teruggeplaatst
  • 1958: aanvang herstellingswerkzaamheden door architect R. Van Driessche waarbij de dakbedekking wordt vernieuwd
  • begin jaren 60: het interieur van de kerk wordt opnieuw bepleisterd en in een egale lichtblauwe kleur geschilderd, daarmee wordt de neo-Romaanse polychromie vernietigd
  • 1961: er zijn plannen om de kerktoren te restaureren (architect R. Van Driessche), met invoeging van betonnen vloeren, maar deze worden niet uitgevoerd
  • november 1978: vernieuwing van de kerkverlichting
  • 1990: er zijn plannen voor een betonskelet (architect J. Ysabie) om de stabiliteit van de toren te verzekeren, maar deze worden ook niet uitgevoerd
  • bij onderzoek naar de oorzaak van de instabiliteit van de toren en scheurvorming was men genoodzaakt een bouwonderzoek te doen (I.A.P. onder leiding van Dirk Callebaut)
  • 1990: verwijdering van het tongewelf op de tweede verdieping van de toren
  • daaropvolgende jaren: vrijlegging van de gedeeltelijk bewaarde rondboogarcade onder een muraalboog in de oostelijke scheidingswand van de middenbeuk
  • 1992: onder het pleisterwerk van de arcade worden vroeg-Romaanse muurschilderingen gevonden
  • 1993: ontdekking van een fragmentair bewaarde figuratieve koorschildering, dewelke men door onderzoek via C14-analyse kan dateren rond 1010-1020 (laat-Ottoonse bloeiperiode van Ename)
  • 1994: restauratie van de muurschilderingen door Linda Van Dijck
  • 1995: vrijlegging van de boognissen in de binnenwanden van het westkoor en van een gedicht portaal in de westmuur

Geplande restauratiewerken voor 1996-97 onder leiding van architectenbureau Van Acker voorzien de uitvoering van verstevigingswerken aan de toren en de valorisatie van het Ottoons karakter van de kerk waarbij uitwendig de vroegere toegangen in de oostgevel zouden worden heropend evenals het herstellen van de geslotenheid van het oostkoor met verwijdering van het 18de-eeuwse portaal. Inwendig wordt onder meer gepland het herstellen van de as van het tweevoudig koor met verlaging van het vloerniveau, het herstellen van de blindnissen in beide koren, het visueel in grootte terugbrengen van de bovenlichten, het terug bezorgen van hun zuivere vorm aan de pijlers evenals het aanbrengen van een nieuwe pleisterlaag en schilderwerken. Restauratie-optie uitgewerkt door het I.A.P. en architectenbureau Van Acker erkend als pilootproject voor de instandhouding van het Europees architectonisch erfgoed.

Archeologie in de kerk.

In maart 1968 werden er in de kerk twee sleuven gegraven voor het aanleggen van de centrale verwarming. In het koor stuitte men op een oude tegelvloer. De Nationale Dienst voor Opgravingen werd erbij geroepen en men ging tot onderzoek over.

De sleuf in de rechter(noord)beuk (2,56m bij 1,30m) liet onder de beukvloer een laag bakstenen zien, waaronder een brandlaag, waaronder de onberoerde grond. De sleuf in het koor (4,50m bij 0,92m) waar de vloer hoger was dan de beukvloer, onthulde een vloer van geglazuurde tegeltjes van 6,5 x 6,5 x 2 cm. Langs de zijmuur bevond zich een jonger vloergedeelte bestaande uit tegels van 6,5 x 6,5 en 19 x 19 en bakstenen. In de vloer was een meanderfries van geelgeglazuurde tegeltjes ingewerkt. De achtergrond bestond uit zwart- en groengeglazuurde tegeltjes. In de sleuf werden twee naast elkaar gelezen meanderfriezen opgetekend. Helaas was het onderzoek te beperkt om te weten te komen hoe de vloertekening van het gehele koor eruit gezien moet hebben.

Tijdens ditzelfde archeologisch onderzoek werden de bekapping van het koor en de middenbeuk aan een klein onderzoek onderworpen. Men ontdekte dat de oorspronkelijke Romaanse kapconstructies nog gedeeltelijk bewaard waren. Men kwam tot de conclusie dat de Sint Laurentiuskerk een diepgaander archeologisch onderzoek waard was. En dat onderzoek is er gekomen in de jaren 90.

Toen tijdens het onderzoek naar het instabiliteitsprobleem van de toren ontdekkingen werden gedaan die wezen op het authentieke Ottoonse karakter van de kerk, werd besloten om de gehele kerk aan een grondig bouwhistorisch en archeologisch onderzoek te onderwerpen én om over te gaan tot een grootse en ingrijpende restauratie van het gebouw. Voor dat laatste moest men zich houden aan de internationale richtlijnen zoals beschreven in het Charter van Venetië (1964). Een gebouw mag niet zomaar naar zijn originele staat teruggebracht worden. De architecturale en artistieke veranderingen en aanvullingen die door de eeuwen heen zijn aangebracht dienen gerespecteerd en met zorg behouden te worden. Er is echter een uitzondering op deze regel: indien de authentieke staat van het gebouw van exceptionele waarde blijkt te zijn op archeologisch, artistiek en historisch gebied, het authentieke gebouw goed bewaard is gebleven en wat van latere oorsprong is van minder groot belang is… dan mag een gebouw naar zijn authentieke staat teruggebracht worden. De Sint Laurentiuskerk viel onder deze uitzonderingsregel gezien de kerk één van de weinige bewaarde Ottoonse gebouwen in de regio is. Zodoende mocht de kerk naar haar oorspronkelijke staat teruggebracht worden. En omdat deze restauratie bijna alle architecturale en esthetische sporen van de 1000 jarige evolutie van de kerk uitwiste, is gezorgd voor een digitale documentatie dewelke bezoekers voorziet van informatie over de ontwikkeling van de kerk door de eeuwen heen.

De opgravingen toonden opnieuw aan dat het vloerniveau gedurende de eeuwen behoorlijk verhoogd was. In de onderlagen werden sporen uit de Romeinse tijd teruggevonden. Zo vond men scherven van Romeins aardewerk in een afvalput die zich situeerde vóór het oostkoor en in de middenbeuk werd een bronzen fibula (sierspeld die gebruikt werd op kleding) gevonden.

Diverse graven werden ontdekt. De oudste menselijke resten in de kerk bevonden zich onder de doopkapel, het was het graf van een vrouw. Verder werd er een graf ontdekt dat gedecoreerd was met het Lotharingse Kruis, door hetwelk het graf gedateerd kon worden in de Bourgondische periode (1384-1482). In totaal werden er 180 graven gevonden.

Over de gehele oppervlakte van de kerk vond men een laag van verbrand materiaal. Deze dateert uit de 12de eeuw toen het dak van de kerk door brand werd verwoest. In de brandlaag vond men oa gesmolten glas, verschroeid pleister en… verbrand graan. Dat wijst erop dat de zolder van de kerk gebruikt werd als opslagplaats voor de oogst van het dorp. De brand moet dus naast een vernielend effect op het gebouw ook een grote stempel gedrukt hebben op de voedselvoorraad van het dorp.

Onder het westkoor vond men een structuur die duidelijk wees op een kenmerk van de Ottoonse rijkskerken en de relatie tussen de markgraven en de keizers van het Heilig Roomse Rijk: de structuur wordt verondersteld een troon te zijn geweest. Het bekendste voorbeeld van een troon in een kerk is de troon van Karel de Grote in de Paltskapel te Aken.

De grote restauratie van 1999-2002.

Toen het pleisterwerk van de muren verwijderd werd, was de verrassing groot: een onbekend stuk van de geschiedenis van de kerk verscheen. Het authentieke karakter van de Ottoonse kerk werd blootgelegd.

In het oostkoor verscheen een prachtig fresco in het rondboogveld van het bovenkoor: een Majestos Domini, ‘Christus in majesteit’, een bekend iconografisch element in de christelijke kunst met een eschatologische betekenis. Voor de schildering werden kostbare kleurstoffen zoals lapis gebruikt. Om de Majestos Domini zijn allerlei symbolen geschilderd waaronder een rund (symbool voor de evangelist Lucas) en een adelaar (symbool voor de evangelist Johannes).

kerk fresco 1 - kopie

In het westkoor werden diverse blinde nissen (dichtgemaakt met steen) en van een ingang in de originele muur, dewelke ook was dichtgemaakt met steen. Toen deze nissen geopend werden vond men ook daar fragmenten van originele muurschilderingen. Eén daarvan is een fresco van de Madonna met Kind en een ander een fresco met broden als verwijzing naar de eucharistie.

De twee verdiepingen in het oostkoor zijn kenmerkend voor de Ottoonse kerken. Bij de twee ramen in het oostkoor zijn ook authentieke decoraties bewaard: twee tondo’s (ronde schilderingen) die twee mannen voorstellen die respectievelijk brood en vissen vasthouden. Doorheen de hele kerk zijn fragmenten van de originele muurschilderingen blootgelegd.

DSC05025 - kopie 2

Foto’s en prentkaarten van de Sint Laurentiuskerk te Ename en de Sint Vedastuskerk te Nederename, daterend vanaf eind 19de eeuw tot heden, vind u onder Foto’s, postkaarten en bidprentjes.

4 gedachtes over “De Sint Laurentiuskerk.

Plaats een reactie