~~ geschreven door Ilse Bostyn / foto’s Annie D’Haeger en Ilse Bostyn / met dank aan fotograaf Bart Heirweg uit Nederename voor de landschapsfoto’s – www.bartheirweg.com
Foto Bart Heirweg – www.bartheirweg.com
Wanneer we terug in de tijd reizen naar Ename in het begin van de 19de eeuw, dan komen we terecht in een klein dorp dat omringd wordt door uitgestrekte akkers en weilanden, genesteld in een Scheldebocht en aan de voet van het eeuwenoude bos t’Ename. Een kleine gemeenschap van hardwerkende mensen die nauw verbonden waren met de natuur.
Albert D’Haeger uit Ename aan het werk op het land, met paard Rosa
(foto Annie D’Haeger).
Dagelijks trokken de boeren en de dagloners naar het land. Er werd naarstig geweven en gesponnen. Meer dan drie kwart van de bevolking had een agrarisch beroep of een beroep wat daaraan vast verbonden was.
De boeren werkten zij aan zij met de wagenmaker, de smid, de molenaar, de herder, de beenhouwer. Er moest gereedschap gemaakt worden voor het werken op het land. Denk hierbij aan de hout- en metaalbewerkers, de boendermaker, de koordendraaier en de klompenmaker.
‘Koordendraaier in de sneeuw’, Albert Baertsoen.
(Museum voor Schone Kunsten, Gent)
Het vlas werd ter plekke door vele ijverige handen gesponnen en geweven tot linnen. Het graan werd gebruikt door de bakker, de bierbrouwer, de jeneverstoker. De wijmen werden tot gebruiksvoorwerpen verwerkt door de mandenmakers.
‘De Vlasoogst’, Emile Claus.
(Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel)
Het grootste deel van de oogst en de ambachtelijk gemaakte producten werd naar de markten in de omliggende steden gebracht.
We zien zowel mannen als vrouwen die als landbouwer of dagloner werkten. Dat was ook zo voor weven en spinnen. Wanneer er minder werk op het land was, gingen zowel mannen als vrouwen achter het weefgetouw of bij het spinnewiel zitten.
Spinnen en weven werden soms gedaan in de ‘weefcamer’ van de grotere boerderijen, maar waren meestal huisnijverheden. Men verdiende bitter weinig met dit werk.
‘Wever’, Vincent van Gogh.
(Kröller-Müller Museum, Otterlo)
Verder waren er nog beroepen zoals timmerman, metser, steenbakker, kantwerkster (speldenwerkster), handschoenmaakster en herbergier (deze opsomming is vanzelfsprekend niet compleet).
Ename rond 1820, een kleine gemeenschap.
In een ‘proces-verbaal van afpaling en aanverwante stukken’ van de gemeente Ename (1806-1826) vinden we waardevolle informatie terug over hoe ons dorp er in die jaren uitzag. De documenten geven ons niet alleen een beschrijving van de percelen land en de eigenaren en pachters, maar ook een overzicht van het aantal inwoners, het aantal huizen, de landbouwproducten die in Ename verbouwd werden, de prijzen daarvan en nog meer interessante details.
Voorblad proces-verbaal van afpaling uit 1819.
Een dorp met 726 inwoners.
Een dorp met 726 inwoners en 124 woningen. Het staat er zo zwart op wit in cijfers, maar met enige verbeelding kunnen we ons de dorpsbewoners van toen wel voorstellen.
In bovenstaand document staat een tabel met het aantal huizen onderverdeeld in 8 ‘klasses’. De omschrijving laat een duidelijk en ook aangrijpend beeld zien van wie in Ename woonden in het begin van de 19de eeuw.
- klasse 1: huizen van particulieren, handelaars en de pastorij (aantal = 9)
- klasse 2: het gemeentehuis en de huizen van ‘minder belangrijke’ handelaars (aantal = 4)
- klasse 3: de ‘voordelig gesitueerde’ herbergen en de belangrijkste boerderijen (aantal = 8)
- klasse 4 en 5: huizen (met een kleinere oppervlakte) van herbergiers, winkeliers en landbouwers (aantal = 9 en 16)
- klasse 6 en 7: huizen van ‘kleine’ boeren, dagloners en wevers (aantal = 40 en 30)
- klasse 8: hutten van armen en zigeuners (aantal = 5)
Vergelijking met Nederename (77 woningen):
- grote boerderijen (aantal = 2)
- minder grote boerderijen (aantal = 2)
- belangrijkste herbergen en kleine boerderijen (aantal = 7)
- huizen van ‘kleine’ landbouwers en wevers (aantal = 19)
- huizen van dagloners en wevers (aantal = 31)
- hutten van armen en zigeuners (aantal = 16)
Beschrijving van het aantal en type huizen te Ename in 1820.
Brouwerij en stokerij.
Interessant om te vermelden is dat in dit document melding wordt gemaakt van een bierbrouwerij op perceel 269, de hoeve op de hoek van de Abdijstraat en Sint-Salvatorstraat (zie ook Gustaaf Jozef Rullens, hereboer en brouwer), en een drankstokerij op perceel 216, de hoeve op de hoek van de Wallestraat en de Paardenmarktstraat (zie ook Herberg De Swane).
Landbouwproducten uit Ename.
De voornaamste landbouwproducten uit Ename in de eerste helft van de 19de eeuw waren tarwe, rogge, gerst (mout), masteluin (mengkoren van rogge en tarwe), aardappelen, tuinbonen, haver, boekweit, klaver, koolzaad, raapzaad, lijnzaad, hooi en hakhout. Het belangrijkste textielproduct was linnen.
Ename had ruim voldoende hoogstammig bos en hakhoutbos voor eigen voorziening én voor de handel. Het bos t’Ename heeft het dorp door de eeuwen heen rijk voorzien van hout.
Voor het malen van het graan had Ename zijn eigen molens. Een windmolen (zie De Hongerijemolen) en een watermolen.
Foto Bart Heirweg – www.bartheirweg.com
Handelen op de markt in Oudenaarde.
Oudenaarde was voor Ename de belangrijkste marktplaats. Daar werden de meeste producten naartoe gebracht om verhandeld te worden. Men reed er, zoals vermeld staat in het document, ‘op gemakkelijke wijze naartoe op wagens met vier wielen, getrokken door twee paarden’.
In een lijst uit 1820 kunnen we zien welke producten er het meest werden verhandeld en wat de prijzen waren. Er werd betaald met florijnen en centiemen. De inhoudsmaten hebben nog namen als ‘setier, quintal, livre en fagots’. Fagots waren de bossen hakhout.
Prijslijst van voedingswaren in 1820.
Zand, klei, stenen en water.
In de beschrijving van de landmeters en de beambten van het Kadaster staat Ename beschreven als volgt:
‘Het dorp situeert zich op vlakke grond over geheel haar oppervlakte, bevindt zich op het kruispunt van de weg Oudenaarde-Aalst en de weg naar Geraardsbergen en wordt ten noordwesten begrensd door de Schelde.’
Albert D’Haeger en Georges Van Durme uit Ename aan het werk op het land
(foto Annie D’Haeger).
De kwaliteit van de grond wordt nauwkeurig beschreven (tot op het aantal duimen diepte van de bouwlaag). Zo lezen we over de volgende percelen land:
- ‘une terre franche’ (grond die voor de helft uit zand bestaat en voor de andere helft uit leem, humus en kalk) in de wijk Hongerije
- ‘une terre sablonneuse’ (zanderige grond) in de wijk Hongerije
- ‘une terre fortement agrileuse et humide et partie pierreuse’ (vochtige kleigrond, gedeeltelijk ‘steenachtig’) in de wijk Dorre Wei ten noordoosten grenzend aan de dorpsbeek
- ‘une terre glaise’ (kleigrond) in de wijk Prewette ten oosten grenzend aan de Wolvenstraat
Men kon het land niet bewerken zonder gebruik van meststoffen. Rond 1820 gebruikte men als meststoffen: koeienmest uit het dorp, kalk uit Oudenaarde en as uit Nederland.
Om het land zo weinig mogelijk uit te putten en plantenziektes zoveel mogelijk te voorkomen werkte men volgens het principe van de wisselbouw. Voor de akkers in de wijken Hongerije en Dorre Wei gold een cyclus van 7 jaar, voor de akkers in de wijk Prewette was dat 6 jaar.
Akkergronden Hongerije, Dorre Wei, Prewetteveld, Kouterken en Elf Dagwand.
Soorten bomen.
De lagere stukken grond waren van slechte kwaliteit en werden daarom vooral gebruikt voor weiland, fruitbomen en hoog geboomte. Zo beschrijft men eiken, beuken, populieren en iepen (olmen).
Moestuinen.
Over de tuintjes wordt geschreven dat deze zich bij de huizen in de dorpskern bevonden en dat de groenten die daar geteeld werden voor het gebruik van de dorpsbewoners waren.
Weilanden.
De weilanden, gesitueerd in de ‘Galgemeersen’ langs de Schelde worden ingedeeld in twee klasses: de weilanden die hooi van een goede kwaliteit opleverden en de weilanden die gelegen waren op de lagere stukken grond waar het water te vaak stagneerde en die dus hooi van mindere kwaliteit opleverden.
Emile Claus, ‘De Hooister’ en ‘De Vlasoogst’.
Dan waren er ook de graslanden voor de dieren. Zo wordt er grasland beschreven bij de ‘Kapellewei’ waar het gras door de zanderige en wat hoger gelegen grond maar van een matige kwaliteit was.
En in de wijk Hongerije was het grasland van nog slechtere kwaliteit. De kleigrond was er vochtig en er groeide weinig gras, maar ‘beaucoup de joncs et d’autres mauvaise plantes’ (riet en andere ‘slechte’ planten).
Foto Bart Heirweg – www.bartheirweg.com
Bos t’Ename.
Het bos t’Ename wordt beschreven in twee klasses.
Er is het gedeelte met elsen en essen, waar men veel hakhout uit kon halen. En het andere gedeelte met elsen, eiken en andere bomen ‘sur un sol ingrat’ (op ‘ondankbare’ grond).
Grienden, vijver en moeras.
De grienden waar wilgenhakhout groeide werden als ‘1ste klasse grond’ beschreven. Zij brachten jaarlijks heel wat op. De wijmenteelt en mandenmakerij bloeiden in onze streek. Lees meer hierover en bekijk de prachtige documentairefilm van Luc Vanhauteghem in Mandenmakers, van wijmen tot mand.
Ook een vijver ‘die zich rond een landhuis bevindt’ werd bij de ‘gronden 1ste klasse’ gerekend omdat de winst vanuit de visvangst behoorlijk goed was. Het perceel waar de vijver zich bevond wordt niet genoemd, maar er is maar één vijver op de kaart die hiermee bedoeld kan worden en dat is de visvijver rond Torreken te Walle.
Het moerassig gebied rond de Oude Schelde werd beschouwd als grond die slechts ‘mauvaises plantes’ opleverde. Niettemin vond de landexpert dat deze gronden, gezien het beetje product dat ze door enige drooglegging opleverden, toch in het totaalplaatje konden worden meegenomen voor een waarde van 4 florijnen.
Torreken te Walle met de visvijver.
Op dit detail van het kadasterplan van ca 1820 zien we ook een stukje van de Wallestraat,
de Hongerijeweg en de Riedekensbeek (waarvan de bron in Volkegem ligt).
Eigenaren en pachters.
De meeste gronden in Ename waren vóór de 19de eeuw in het bezit van de rijke Sint-Salvatorabdij. De abdijgronden werden na de afschaffing van de abdij (onder de Franse overheersing) verkocht aan particulieren uit verschillende steden en dorpen.
Dorpsbewoners konden een stuk grond pachten om dat te bewerken. Deze gegevens werden ook vastgelegd door het Kadaster. Hieronder als voorbeeld de beschrijving in de kadastrale documenten van 2 akkers die werden gepacht door één van mijn voorouders Laurentius Bosteyn. Eén stuk grond bevond zich in de wijk Hongerije, het andere stuk in de wijk Dorre Wei.
Pachtgronden van Laurentius Bosteyn in Ename rond 1820.
Leven in het ritme van de natuur.
De mensen van Ename leefden in en met de natuur en al wat zij schenkt.
Hardwerkend op het ritme van de seizoenen. Zaaien en planten. Ploegen en eggen. Schoffelen en wieden. Kromgebogen in weer en wind. Hopend op een goede oogst.
Spinnen, weven en manden maken. Zóvele handen die nooit stil waren.
Met kloeken arme, en hand vol zaad,
aanschouwt hoe hij zijn stappen gaat
en zaait, vol zorgen,
de man, wiens hope en troost en al,
met ’t stervend zaad, nu zitten zal
in ’t land geborgen.
Guido Gezelle
Foto Bart Heirweg – www.bartheirweg.com